Ik bevind me op een opgewarmde plaats
Veilig in bed
Dageraad, ochtend valt, niets nieuws onder de opgaande zon
Kikkervissen spoken in mijn hoofd
Een draaikolk in mijn versteende lichaam
De stilte is hier, ik blijf hier, wat doe ik hier,
Geïsoleerd – ISOLATIE!
Vreemde wezens tikken tegen het raam
Lawaai, vooral gelach
Wat zijn hun stemmen hoog, lichamen misvormd
Ze willen iets van mij
Zijn dat die schepsels waar ik ooit iets over las, in één van mijn drie boeken?
Dit is een ramp, ik heb gelijk
Het zijn die creatures uit dat vreselijke boek:
VROUWEN!
Ik krab mijn deur open, mijn handen voor mijn ogen, ik ruik de lucht
Baan me een weg, ik moet hier weg
Een weg door de nooit veroverde buitenlucht
Mijn rust is zoek, mijn liefste, allerliefste rust
Ik was verliefd, maar het is zoek
Ze komen me allemaal achterna
Die creatures uit dat vreselijke boek: VROUWEN!
Mijn hart klopt zijn snelheid nog voorbij
Mijn vlucht brengt de rust niet naderbij
Meer en meer, ze komen me achterna
Overal, waar ik ook heenga
Ik ben omsingeld, een uitweg is er niet
Behoefte, maar de rust die is verliefd
Weg, ik kan de lucht hier niet meer aan
Waarom laat mijn rust me hier zo staan?
Handen in miljoenen, dichterbij
Ik wil hier weg, ik wil mijn rust, ik wil mijn liefde
Ik spring en ik sla, ik sla een weg
Een weg naar liefde, een lieve weg naar rust
Waar kan ik heen?
Er is een weg, ik vind een weg, een weg naar boven…
Boven is de lucht veel minder fris…
Veel minder fris…
© 1991 Song and lyrics by Paul Schenk
Protected by Buma Stemra